Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Gemeente hanteert een voorkeursbeleid voor onder andere vrouwen.
Verzoekster heeft gesolliciteerd bij de Gemeente, maar is afgewezen omdat zij
geen recente ervaring op het desbetreffende werkterrein had. De Commissie is
van oordeel dat deze eis binnen de grens blijft van de functie-eis genoemd in
de advertentie, zodat niet gesproken kan worden van een aanscherping van de
funtie-eis. Voorts is gebleken dat de Gemeente uitdrukkelijk gezocht heeft
naar kandidaten die naast het voldoen aan de functie-eisen in deeltijd willen
werken. Geen strijd met de Wet.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 13 augustus 1990 verzocht mevrouw te Streefkerk (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
arbeid haar oordeel uit te spreken over de vraag of de (hierna: de
Gemeente) jegens haar onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht in
strijd met de wetgeving gelijke behandeling van mannen en vrouwen.
1.2. Verzoekster heeft naar aanleiding van een personeelsadvertentie van
de Gemeente gesolliciteerd naar de functie van sociaal raadsman/vrouw. In de
advertentie stond vermeld dat bij gelijke geschiktheid van kandidaten aan
(onder andere) vrouwen de voorkeur wordt gegeven. Verzoekster is niet
uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Een mannelijke kandidaat is
benoemd.
Verzoekster is van mening dat de Gemeente hiermee jegens haar
onderscheid naar geslacht heeft gemaakt.
2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een
onderzoek ingesteld. Partijen hebben ieder tweemaal de gelegenheid gehad hun
standpunten weer te geven.
2.2. De Commissie heeft partijen vervolgens opgeroepen hun standpunten
nader toe te lichten tijdens een zitting op 3 april 1991.
Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mevrouw (verzoekster)
van de kant van de Gemeente
– de heer (hoofd sector welzijn)
– de heer (hoofd personeelszaken)
van de kant van de Commissie
– mevrouw mr C.H.S. Evenhuis (Kamervoorzitter)
– de heer mr A.W. Heringa (lid Kamer)
– mevrouw mr I.M.C.V.T. Kiebert (lid Kamer)
– de heer mr R.A.C.M. Langemeijer (lid Kamer)
– mevrouw mr A.C. Possel (lid Kamer)
– mevrouw drs C.M. Sjerps (secretaris).
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie.
In deze Kamer hebben zitting de leden als genoemd in paragraaf 2.2.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. Bij de Gemeente was in juni 1990 een vacature ontstaan omdat de
Gemeente een nieuwe afdeling (sociaal raadslieden) wilde vormen binnen de
sector welzijn.
De Gemeente heeft ter vervulling van deze nieuwe functie een
personeelsadvertentie geplaatst.
De functie-eisen die in de advertentie gesteld worden zijn:
– een voltooide HBO- of wetenschappelijke opleiding op sociaal of
juridisch terrein;
– een contactuele en dienstverlenende instelling;
– twee jaren ervaring op het terrein van het sociaal raads liedenwerk.
In de personeelsadvertentie staat verder: “De gemeente voert een aktief
beleid om de deelname van vrouwen, etnische en culturele minderheden en
gehandicapten in de gemeentelijke organisatie te bevorderen. Bij gelijke
geschiktheid wordt de voorkeur gegeven aan een kandidaat uit deze groepen”.
Voorts staat in de personeelsadvertentie vermeld: “De funktie kan vervuld
worden als fulltime baan of als duo-baan (2 x 22 uur). Belangstellenden voor
het sociaal raadsliedenwerk, die part-time willen werken, worden nadrukkelijk
uitgenodigd te solliciteren”.
3.2. De Gemeente voert een voorkeursbeleid voor vrouwen, etnische en
culturele minderheden en gehandicapten, dat in grote lijnen is vastgelegd in
het Emancipatie-aktieplan 1986 en uitgewerkt in de Nota “Bij gelijkwaardige
kandidaten…”. Het doel van het voorkeursbeleid is om te komen tot een
redelijke getalsverhouding tussen mannen en vrouwen in alle functies. Het
bevorderen van deeltijdarbeid is een van de middelen van de Gemeente om meer
vrouwen in hogere functies te krijgen. In de eerdergenoemde nota staat een
aantal “aktiepunten” vermeld dat bedoeld is om het begrip “bij gelijke
geschiktheid” te concretiseren. Een van de aktiepunten is dat tenminste twee
vrouwen opgeroepen moeten worden voor een gesprek, indien zij tenminste
voldoen aan de gestelde eisen.
3.3. Verzoekster heeft naar aanleiding van de personeelsadvertentie van
de Gemeente op 21 juni 1990 gesolliciteerd naar de functie van sociaal
raadsman/vrouw. Zij gaf daarbij aan dat zij de desbetreffende functie in
deeltijd wilde verrichten.
Verzoekster heeft de opleiding HBO-maatschappelijk werk en de
Voortgezette Opleiding gevolgd. Zij heeft verder gedurende 7 jaren (1974-1981)
als sociaal raadsvrouw in een psychotherapeutisch centrum gewerkt. Ook heeft
verzoekster enige tijd les gegeven aan een MBO-opleiding maatschappelijk werk
in het vak Encyclopedie Sociale arbeid, wat inhoudt: kennis van de sociale
kaart.
Momenteel is zij leidinggevend maatschappelijk werkster bij een
stichting die ten doel heeft hulpverlening te verschaffen aan
oorlogsgetroffenen.
3.4. Een selectiecommissie behandelde de sollicitaties. De
selectiecommissie bestond uit: het hoofd van de sector welzijn; een
vertegenwoordiger van de afdeling personeel en organisatie; het hoofd van de
sector stadsontwikkeling en een vertegenwoordiger van een externe organisatie.
Voordat deze commissie een selectie uit de beschikbare kandidaten maakte,
heeft zij gediscussieerd over de voor- en nadelen van het aanstellen van twee
deeltijdkrachten. Het hoofd van de sector welzijn achtte het een voordeel dat
er een grotere flexibiliteit is bij afwezigheid van een van beide raadslieden.
De vertegenwoordiger van de externe organisatie adviseerde daartegen. Een
nadeel zou zijn dat zijns inziens veel werk dubbel moet gebeuren. Uiteindelijk
is er geen duidelijke voorkeur voor een voltijd- of een deeltijdkracht
uitgesproken. De selectiecommissie wilde enkel de beste kwaliteit in huis
halen.
3.5. De selectieprocedure is als volgt verlopen.
Op de advertentie hebben 114 personen (43 vrouwen en 71 mannen),
waaronder verzoekster, gereageerd. Hieronder bevonden zich 85 voltijdwerkers
en 29 deeltijdwerkers.
Omdat er zeer veel kandidaten waren die voldeden aan de gestelde
functie-eisen, heeft de selectiecommissie uitdrukkelijk gekeken naar
kandidaten die recente ervaring op het gebied van het sociaal raadsliedenwerk
hadden. Recente ervaring vond men in dit werk noodzakelijk omdat er
voortdurend ontwikkelingen gaande zijn. Er waren 12 kandidaten (tien mannen en
twee vrouwen) met recente ervaring als sociaal raadsman/vrouw, waaronder 1
deeltijdwerkster.
Verzoekster behoorde niet tot deze groep omdat haar ervaring op dit
gebied niet recent is (1974-1981).
De selectiecommissie heeft zes kandidaten (vier mannen en twee vrouwen)
opgeroepen voor een gesprek. Omdat er onder de eerdergenoemde 12 kandidaten
maar een vrouwelijke kandidaat was die in deeltijd wilde werken, heeft de
ectiecommissie ook een van de overige kandidaten (een vrouw), die eveneens
in deeltijd wilde werken, voor een gesprek uitgenodigd. Deze vrouw had een
ruime recente ervaring bij een bureau voor rechtshulp.
De vier mannelijke kandidaten wilden een volledige baan.
Van de zes opgeroepen kandidaten werden er vier, (waaronder een vrouw)
in principe geschikt geacht voor de openstaande functie. De selectiecommissie
vond twee (mannelijke) kandidaten echter het meest geschikt, omdat zij
ervaring hadden in het opzetten van een bureau sociaal raadslieden. De
selectiecommissie heeft echter, vanwege haar voorkeursbeleid voor vrouwen,
nogmaals het totale aanbod van sollicitanten die een deeltijdfunctie
ambieerden bekeken. Zij kwam tot de conclusie dat zich hieronder geen
geschikte kandidaten bevonden. De enige in principe geschikt geachte
vrouwelijke kandidaat is vervolgens afgewezen.
3.6. Verzoekster heeft op 18 juli 1990 een schriftelijke afwijzing
gekregen. Hierin schrijft de Gemeente dat zij vanwege het grote aantal
belangstellenden dat bijna geheel aan de opleidings- en ervaringseis voldeed,
de gelegenheid had de selectie-criteria wat aan te scherpen.
De standpunten van partijen
3.7. Verzoekster stelt dat zij voldoende gekwalificeerd is voor de
bewuste functie aangezien zij aan alle functie-eisen voldoet. Verzoekster is
van mening dat zij door de Gemeente in haar belang geschaad is omdat deze in
de personeelsadvertentie deed voorkomen dat zij een voorkeursbehandeling aan
(deeltijdwerkende) vrouwen zou geven. De Gemeente heeft echter, volgens
verzoekster, in de selectieprocedure de nadruk gelegd op het criterium
‘ervaring’. Verzoekster stelt dat dit criterium in zijn algemeenheid nadelig
is voor vrouwen, omdat mannen een surplus aan ervaring hebben.
Verzoekster kan zich voorts niet aan de indruk onttrekken dat het feit
dat zij in deeltijd wilde werken, uiteindelijk in haar nadeel heeft gewerkt.
Indien de Gemeente in de advertentie geen melding had gemaakt van haar
voorkeursbeleid en deeltijdwerkers niet uitdrukkelijk had uitgenodigd zou zij
wellicht een andere sollicitatiebrief geschreven hebben. Zij zou daarin onder
andere open hebben kunnen laten of zij de functie voltijds dan wel in deeltijd
wilde verrichten.
Verzoekster is op grond van bovenstaande van mening dat de Gemeente haar
voorkeursbeleid niet heeft toegepast.
3.8. De Gemeente stelt het volgende. Wanneer het beleid van de Gemeente
zou zijn om bij voldoende geschiktheid de voorkeur aan een vrouw te geven, zou
de ervaring van een kandidaat minder zwaar hoeven wegen. Het voorkeursbeleid
voor (onder andere) vrouwen wordt echter toegepast bij gelijke geschiktheid.
Bij de beoordeling van de geschiktheid van een kandidaat wordt ook de
werkervaring betrokken. De Gemeente is daarom van mening dat verzoekster het
voorkeursbeleid van de Gemeente verkeerd interpreteert voor zover zij stelt
dat de ervaring van een kandidaat niet van doorslaggevend belang had moeten
zijn. Aangezien verzoekster niet voldeed aan de eis van recente ervaring, is
de selectiecommissie in het geval van verzoekster niet aan de vraag toegekomen
of er sprake was van gelijke geschiktheid.
De Gemeente ontkent voorts dat zij de functie-eisen aangescherpt zou
hebben. Binnen de gestelde functie-eisen zou slechts het accent verlegd zijn
naar ‘recente ervaring als sociaal raadsman/vrouw’. De bewuste passage in de
afwijzingsbrief aan verzoekster is op dat punt ietwat ongelukkig geformuleerd.
Daarin is ten onrechte de indruk gewekt dat de Gemeente zich niet aan de door
haar gestelde uitgangspunten heeft gehouden.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de Gemeente jegens verzoekster in strijd
heeft gehandeld met de wetgeving gelijke behandeling door haar, gelet op de
toepassing van de functie-eisen, het toepasselijke voorkeursbeleid en de
uitdrukkelijke uitnodiging aan kandidaten die in deeltijd willen werken, niet
op te roepen voor een sollicitatiegesprek.
4.2. Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt het bevoegd gezag onderscheid te maken
bij de behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking.
Van dit verbod mag worden afgeweken indien de wet dit toestaat. Indien
er sprake is van een openlijke aanbieding van de betrekking moet de wettelijke
uitzonderingsgrond uitdrukkelijk worden vermeld (artikel 3 lid 2). Een van de
wettelijke uitzonderingen op het verbod is het toepassen van een
voorkeursbehandeling voor vrouwen teneinde feitelijk ongelijkheden op te
heffen.
4.3. De Gemeente voert een positief actiebeleid, in grote lijnen
vastgelegd in het Emancipatie-aktieplan 1986 en uitgewerkt in de Nota “Bij
gelijkwaardige kandidaten…”. De Nota voorziet in een aantal concrete
maatregelen inzake het voorkeursbeleid. Zo wordt onder meer bepaald dat
minstens 2 vrouwelijke kandidaten zullen worden opgeroepen voor een nader
gesprek, en dat bij gelijke geschiktheid vrouwen de voorkeur krijgen.
Daarnaast zijn maatregelen opgenomen ter bevordering van het werken in
deeltijd.
Reeds in een eerdere uitspraak heeft de Commissie een aantal voorwaarden
geformuleerd waaraan een voorkeursbeleid moet voldoen om in overeenstemming te
zijn met artikel 5 lid 1 van de Wet.
De Commissie stelt vast dat het onderhavige voorkeursbeleid aan deze
voorwaarden voldoet.
4.4. Wat betreft de voorliggende vraag merkt de Commissie allereerst op
dat het, zoals zij al eerder uitsprak, niet tot haar taak behoort om in
concrete gevallen aan te geven welke kandidaat geschikter is, dan wel of
bepaalde kandidaten gelijk geschikt zijn. Zij is, gelet op de wet, slechts
bevoegd om na te gaan of bij de beoordeling van de (mate van) geschiktheid
onderscheid is gemaakt naar geslacht.
4.5. Ten aanzien van het standpunt van verzoekster dat de Gemeente
tijdens de selectie-procedure de functie-eisen op het punt van ervaring
zodanig heeft aangescherpt dat vrouwen bij voorbaat minder kans maken dan
mannen, merkt de Commissie het volgende op.
In het onderzoek is gebleken dat de selectie-commissie niet meer, dat
wil zeggen langere ervaring dan de twee jaren die de advertentie noemde, als
criterium hanteerde, maar recente ervaring. Vast staat dat verzoekster bij de
eerste selectie is afgewezen omdat haar ervaring op het terrein van het
sociaal raadsliedenwerk niet recent is.
De Commissie is van mening dat de eis van recente ervaring op zich
binnen de grens blijft van de functie-eis van twee jaren ervaring die in de
advertentie was genoemd, en niet kan worden aangemerkt als een verscherping
van de functie-eisen.
De Commissie kan derhalve niet concluderen dat de Gemeente in strijd met
de wetgeving gelijke behandeling heeft gehandeld.
Dat neemt overigens niet weg dat het van zorgvuldigheid zou hebben
getuigd indien de Gemeente het aspect van recente ervaring reeds in de
advertentie had genoemd.
4.6. Ten aanzien van de vraag of het feit dat verzoekster zich slechts
voor deeltijdwerk beschikbaar heeft gesteld in haar nadeel heeft gewerkt,
merkt de Commissie het volgende op.
Los van de vraag of, ingeval verzoeksters stelling juist is, op die
grond tot strijd met de wetgeving gelijke behandeling geconcludeerd kan
worden, is de Commissie niet gebleken dat de Gemeente het aspect deeltijdwerk
onzorgvuldig heeft toegepast. Zij heeft uitdrukkelijk binnen het totaal van
kandidaten gezocht naar personen die naast het voldoen aan de functie-eisen in
deeltijd wilden werken.
4.7. Tenslotte voegt de Commissie het volgende toe. Binnen de eerste
geselecteerde groep van geschikt geachte kandidaten bevonden zich twee
vrouwen. Daarmee heeft de Gemeente voldaan aan althans de minimum-eis in de
Nota “Bij gelijkwaardige kandidaten…”.
Aangezien de twee uiteindelijk geselecteerde kandidaten beiden mannen
waren, is de voorkeursregel voor vrouwen niet van toepassing. De vraag of de
Gemeente op dit punt in strijd handelde met haar eigen voorkeursbeleid behoeft
dus niet meer te worden behandeld.
6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat niet is komen vast te
staan dat de Gemeente bij de behandeling bij de vervulling van de openstaande
betrekking onderscheid naar geslacht heeft gemaakt jegens mevrouw te
Streefkerk in strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen.
Rechters
mr C.H.S. Evenhuis, Kamervoorzitter; drs C.M. Sjerps, secretaris