Instantie: Kantonrechter Sittard, 8 maart 1991

Instantie

Kantonrechter Sittard

Samenvatting


De zoon van eiser is op negenjarige leeftijd verkracht en aangerand door
gedaagde. Gedaagde heeft bekend

Eisers vorderen ƒ 4.000,– immateriele schadevergoeding en ƒ 8
53,20 materiele schadevergoeding

Gedaagde is van mening dat de immateriele schadevergoeding moet worden
teruggebracht tot ƒ 500,– in verband met de feitelijke gebeurtenissen en de
leeftijd van het kind

De Kantonrechter verwerpt het verweer en wijst de gehele vordering toe

Volledige tekst

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE:

Bij conclusie van eis hebben eisers q.q. ter terechtzitting van 17
augustus 1990 conform dagvaarding d.d. 1 augustus 1990, gevorderd:

gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om tegen
kwijting aan eiseres in hun voormelde hoedanigheid te betalen tegen een bedrag
van ƒ 4853,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der
dagvaarding tot de dag der algehele betaling, met veroordeling van gedaagde in
de kosten, alles op de gronden zoals breder in gemelde dagvaarding omschreven

Gedaagde heeft ter terechtzitting van 19 oktober 1990 een conclusie van
antwoord overgelegd

Partijen hebben hierna nog over en weer geconcludeerd

HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN:

In deze procedure kan het navolgende als vaststaand worden aangenomen:

1. De zoon van eiseres q.q. is op 16 juli 1989 door gedaagde aangerand
en verkracht; de zoon van eiseres q.q. was toen 9 jaar en gedaagde 19 jaar

Gedaagde heeft op 18 juli 1989, na aanvankelijke ontkenning van de
aanranding en de verkrachting, verklaard conform het proces-verbaal d.d. 20
juli 1989 dat bij conclusie van repliek is overgelegd:

“Ik reed op mijn scooter op de en daar zag ik een jongen staan
Ik schatte deze jongen 8 of 9 jaar. De jongen was in het bezit van een
fiets. Hij zat op de fiets. Ik stopte naast die jongen en ik sprak hem
aan. Ik vroeg of hij mee wilde gaan. Deze jongen was klein en ik denk
rood harig. Ik vroeg aan hem of hij mijn hut wilde zien. De jongen
antwoordde met, nee. Hij wilde weg fietsen en ik reed met mijn scooter naar
achteren zodat de jongen niet meer door kon fietsen. Daarna is de jongen
met mij mee gefietst, de jongen zei wel nog: “nee meneer. “

We kwamen in de tunnel bij de DSM terecht en daar heb ik de jongen gep
akt en op de scooter neer gezet, ik zat nog op de scooter. Ik heb de jongen
met zijn gezicht naar het stuur neer gezet. Ik heb hem in eerste instantie
in zijn zij vast gepakt en daarna ben ik verder gegaan. Ik heb de broek van
die jongen naar beneden gedaan en ook zijn onderbroek. Beide broeken hingen
tot aan zijn knieen. Daarna heb ik bij mij zelf mijn lul eruit gehaald en
deze was nog slap op dat moment. Toen ik mijn lul tegen het achterwerk van
die jongen hield werd mijn lul iets stijver. Vervolgens heb ik mijn lul
tussen de billen van die jongen gestopt tot aan zijn anus, mijn lul zat er
niet helemaal in. Op dat moment rukte de jongen zich los en rende weg. “

2. Eisers q.q. vorderen in verband met deze aanranding en verkra
chting ƒ 4000,– smartegeld en een bedrag van ƒ 853,20 wegens
buitengerechtelijke rechtshulp conform het gebruikelijke advocaten-tarief van
ƒ 240,– per uur, exclusief BTW

3. Gedaagde betwist slechts de hoogte van de vorderingen en stelt:”dat
voor enige smartegeldvergoeding reden kan zijn, doch bepaaldelijk niet voor
een bedrag van ƒ 4000,–; het bedrag dient beperkt te zijn, enerzijds gezien
het gebeuren, anderzijds gezien de leeftijd van M.; gedaagde acht een bedrag
van ƒ 500,– terzake redelijk en billijk;

dat gedaagde van mening is dat hij de kosten van juridische bijstand
voor het instellen van de onderhavige procedure niet verschuldigd is; de
werkzaamheden voor het instellen van een procedure zijn voor rekening van
eiseres, terwijl gedaagde zich bovendien afvraagt of eisers niet in aanmerking
kwamen voor kostenloze rechtsbijstand;”

4. Het verweer wordt verworpen en de gehele vordering wordt toegewezen:

– gezien de omstandigheden van het geval, wordt een bedrag van ƒ
4000,– als immateriele schadevergoeding niet onredelijk of onbillijk geacht,
gelet met name op de leeftijd van de zoon van eiseres q.q. en het bij de
aanranding/verkrachting door gedaagde gebruikte geweld

– de redelijke kosten van buitengerechtelijke rechtshulp kunnen
ingevolge recente jurisprudentie eveneens ten laste van de verliezende partij
worden gebracht; een bedrag van ƒ 853,20 (ruim 20% van de vordering) wordt in
de gegeven omstandigheden eveneens redelijk geacht; omdat niet is gesteld of
gebleken dat dit bedrag reeds is betaald, wordt de vordering tot vergoeding
van de wettelijke rente over dit bedrag afgewezen

5. Gedaagde zal, als in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld
in de kosten van dit geding aan de zijde van eisers q.q. gevallen

DE BESLISSING:

Veroordelen gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen
aan eiseres, in hun hoedanigheid van ouders en wettelijke vertegenwoordigers
van hun minderjarige zoon…… een bedrag van ƒ 4853,20, vermeerderd met de
wettelijke rente over ƒ 4000,– vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der
algehele voldoening

Verklaren dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad

Veroordelen gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eisers q.q.
gevallen en tot op heden begroot op ƒ 468,85, waaronder begrepen een bedrag
van ƒ 180,– voor salaris gemachtigde van eisers q.q.

Wijzen het anders of meer gevorderde af

Rechters

mr. J.F.Th. Becker