Instantie: Kantonrechter Maastricht, 4 januari 1991

Instantie

Kantonrechter Maastricht

Samenvatting


Beide partijen hebben een ontbindingsverzoek ingediend. Het conflict wat
hieraan ten grondslag ligt, heeft te maken met de wens van de vrouw haar baby
borstvoeding op haar werk te geven. Dit is haar geweigerd omdat de
aanwezigheid van een baby op het werk de aanwezige medewerkers zou afleiden.
De kantonrechter is van mening dat de verstoorde arbeidsverhouding grotendeels
te wijten is aan Delta Lloyd. Los van de vraag of Delta Lloyd een wettelijke
verplichting heeft in dezer, heeft zij niet gehandeld als een goed werkgever
betaamt. Door de houding van Delta Lloyd is verzoekster ook psychische schade
berokkend. Zij krijgt 25.000,- materiele schadevergoeding en5.000,-
immateriele.

Volledige tekst

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel
onvoldoende weersproken mede aan de hand van de overgelegde produkties vast:

– dat U. sedert 15 december 1972 in dienst is bij Delta Lloyd in de
functie van administratief medewerkster;

– dat het inkomen van U. bedraagt ƒ 1396 bruto per maand zulks op basis
van een 20-urige werkweek;

– dat de huidige leeftijd van U. 37 jaren is;

– dat U. van 15 december 1982 tot 3 juni 1988 werkzaam is geweest bij
Delta Lloyd op basis van 40 arbeidsuren per week en sedert 3 juni 1988 op
basis van 20 arbeidsuren per week;

– dat gerequestreerde sedert 18 mei 1990 ziek is en dat thans nog steeds
is. Delta Lloyd wenst op grond van gewichtige redenen bestaande uit een
dringende reden c.q. een wijziging van omstandigheden ontbinding van de tussen
partijen bestaande arbeidsovereenkomst.

U. verzoekt in haar verzoekschrift op haar beurt in voorwaardelijke
reconventie ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op
grond van het feit, dat een verdere samenwerking tussen partijen niet meer tot
de mogelijkheden behoort.

Ons is derhalve gebleken, dat beide partijen het erover eens zijn, dat
de basis voor een goede en verdere samenwerking tussen partijen geheel is
komen te ontvallen.

Wij zijn derhalve van oordeel, dat de tussen partijen bestaande
arbeidsverhouding ontbonden dient te worden.

Voorts zijn Wij van oordeel, dat Delta Lloyd niet althans onvoldoende
aannemelijk heeft gemaakt, dat er te dezen sprake zou zijn van zodanige feiten
en/of omstandigheden, die een dringende reden, als bedoeld in artikel 1639o,
eerste lid, zouden hebben opgeleverd, indien de dienstbetrekking deswege
onverwijld beeindigd ware.

Thans dient de vraag beantwoord te worden of aan U. en vergoeding als
bedoeld in art. 1639 w lid 8 Burgerlijke Wetboek toegekend dient te worden.

Delta Lloyd is van mening dat er in casu geen plaats is voor toekenning
van enige vergoeding aan Delta Lloyd nu de tussen partijen vaststaande
verstoorde arbeidsverhouding geheel en al te wijten is aan U., nu U. niet meer
de bereidheid heeft getoond om op adequate wijze haar werkzaamheden uit te
voeren.

U. daarentegen heeft Ons verzocht haar een bruto vergoeding toe te
kennen ten laste van Delta Lloyd van 60.000,- alsmede een immateriele
schadevergoeding van 25.000,- althans een zodanige vergoeding als Wij in
goede justitie zullen bepalen, stellende daartoe dat de verstoorde
arbeidsverhouding geheel en al te wijten zou zijn aan de opstelling van Delta
Lloyd in deze.

– Delta Lloyd heeft daartoe, kort samengevat, gesteld, dat het
functioneren van U. reeds langere tijd te wensen overliet, hetgeen blijkt uit
het beoordelingsformulier uit 1989 en het verslag van het
functioneringsgesprek in 1990;

-dat de problemen met U. eigenlijk pas echt zijn begonnen op het moment
dat U. van een full-time dienstverband over ging naar een part-time
dienstverband, met name over het op de vrijdagmiddag verrichten van arbeid
door U.;

– dat het voor haar, Delta Lloyd, bijzonder belangrijk was dat zij op
vrijdag de gehele dag over U. kon beschikken in verband met de andere
part-time krachten en de bezetting op vrijdag;

– dat er ook met U. afspraken zijn gemaakt, dat zij op vrijdag de gehele
dag zou komen werken doch dat U. al snel de 8-urige vrijdag ter discussie
stelde en zij op vrijdagmiddag vrij wilde hebben;

– dat Delta Lloyd echter aan dit verzoek, gelet op de eerdergenoemde
belangen, geen gehoor kon geven, dat U. zich echter hiermede nooit heeft
kunnen verenigen en in deze kwestie een onverzoenlijk standpunt heeft
ingenomen hetgeen uiteindelijk de belangrijkste oorzaak was voor de
verslechterde arbeidsrelatie;

– dat U. zich begin 1990 heeft gewend tot haar met het verzoek om nog
slechts op drie dagen te mogen werken, in ieder geval niet op vrijdagmiddag
daar zij dan haar kind borstvoeding zou moeten geven;

– dat zij dit verzoek van U. geweigerd heeft alsook het verzoek van U.
om haar kind dan op vrijdagmiddag op kantoor borstvoeding te mogen geven en
wel om die reden, dat de aanwezigheid van een baby op de drukke vrijdagmiddag
de aanwezige medewerkers te veel zou afleiden nu het een feit van algemene
bekendheid is dat baby’s op vele vrouwen, en ook mannen, een bijzondere
aantrekkingskracht hebben zodat het derhalve uiterst reeel was te verwachten
dat de medewerkers gedurende zekere tijd hun belangstelling zouden wijden aan
de baby, hetgeen vanzelfsprekend hun werkzaamheden niet ten goede zou komen
waarbij tevens een rol speelt, dat het kantoor te Maastricht een relatief
klein kantoor is, ook qua ruimte, waardoor de verwachting gerechtvaardigd was
dat een groot percentage van de aanwezige medewerkers door de baby zou worden
afgeleid.

U. heeft een gemotiveerd verweer gevoerd waarbij zij met name heeft
betwist dat zij in het verleden niet goed gefunctioneerd zou hebben alsmede
dat de problemen reeds lang zouden zijn ontstaan nog voordat zij Delta Lloyd
had verzocht om op vrijdagmiddag vrij te kunnen zijn voor het geven van
borstvoeding aan haar kind.

Het is, aldus U., wel juist dat zij in eerste instantie heeft verzocht
om op vrijdagmiddag niet te hoeven werken maar het was de wens van Delta Lloyd
om toch op die vrijdagmiddag te komen werken. Er was echter geen sprake van

de toestemming van Delta Lloyd om op part-time basis werkzaam te zijn,
afhankelijk was van de bereidheid van haar om de gehele vrijdag te werken. Zij
heeft zich ook akkoord verklaard met die vrijdagmiddag. Wel is haar meegedeeld
van de zijde van haar cheffin dat zij niet op de vrijdagmiddag werkzaam hoefde
te zijn wanneer zij een collega kon vinden die bereid was dit dagdeel van haar
over te nemen. Toen zij echter na de geboorte van haar tweede kind Delta Lloyd
verzocht om niet meer op vrijdagmiddag werkzaam te hoeven zijn of haar
toestemming te verlenen haar kind op die vrijdagmiddag borstvoeding te mogen
geven op kantoor, heeft Delta Lloyd dit botweg geweigerd. Men wilde haar enkel
in de gelegenheid stellen af te kolven. De stellingname van Delta Lloyd, dat
het van haar in redelijkheid absoluut niet verlangd kon worden dat zij een
verzoek tot het geven van borstvoeding op het kantoor in kwestie zou
honoreren, raakt, volgens U., kant noch wal nu Delta Lloyd enerzijds op basis
van de wet verplicht was haar medewerking te verlenen en anderzijds zij wel
gelegenheid wilde geven om af te kolven.

Delta Lloyd wilde geen enkele medewerking verlenen om de ontstane
situatie op te lossen.

U. voert voorts nog aan dat door de uiterst onredelijke opstelling van
Delta Lloyd de spanningen bij haar zo hoog zijn opgelopen, dat zij zich
arbeidsongeschikt heeft moeten melden per 18 mei 1990 waarbij opgemerkt dient
te worden dat de huidige arbeidsongeschiktheid het gevolg is van de opstelling
van Delta Lloyd.

Wij zijn van oordeel dat de door Ons aanwezig geachte verandering van
omstandigheden welke een ontbinding van de tussen partijen bestaande
arbeidsverhouding rechtvaardigt, grotendeels te wijten is aan Delta Lloyd.

Wij komen tot dit oordeel op grond van het navolgende:

Ter terechtzitting is Ons duidelijk geworden dat de voornaamste oorzaak
van de verstoorde arbeidsverhouding gelegen is in het feit dat U. op haar
standpunt bleef staan, dat Delta Lloyd haar in de gelegenheid diende te
stellen om haar tweede kind borstvoeding te geven.

Immers is Ons door Delta Lloyd niet althans onvoldoende aannemelijk
gemaakt dat U. gedurende haar 18-jarig dienstverband onvoldoende
gefunctioneerd zou hebben. Delta Lloyd heeft van dit beweerdelijk slecht
functioneren ook geen enkel schriftelijk stuk overgelegd behoudens een
beoordelingsformulier van 24 juli 1990 uit welk beoordelingsformulier, naar
Ons oordeel, niet althans onvoldoende is af te leiden dat U. niet goed zou
functioneren of niet goed gefunctioneerd zou hebben. Voorts komt het Ons een
ietwat vreemd voor dat een werkgeefster een werkneemster die niet goed zou
functioneren 18 jaar in haar bedrijf laat werken zonder ooit maar een
schriftelijke aanmerking te maken.

Los van de vraag of Delta Lloyd een wettelijke verplichting heeft om U.
de gelegenheid te geven haar kind op vrijdagmiddag borstvoeding te geven, zijn
Wij van oordeel dat Delta Lloyd in casu niet heeft gehandeld zoals het een
goed werkgever betaamt, nu, naar Ons oordeel, in dit geval, gelet op het toch
zeer lang dienstverband van U., de redelijkheid en billijkheid gevergd zouden
hebben dat Delta Lloyd haar medewerking wel zou hebben verleend, en nu voorts
de door Delta Lloyd gegeven redenen om het verzoek voor het geven van
borstvoeding te weigeren, naar Ons oordeel, in hun geheel niet opgaan.

Ter terechtzitting is immers komen vast te staan dat op het kantoor in
Maastricht een geschikte ruimte aanwezig was alwaar U. zich zou kunnen
afzonderen om haar kind borstvoeding te geven.

Voorts dient naar Ons oordeel de door Delta Lloyd gevreesde
produktievermindering in zoverre zij heeft gesteld dat de aanwezigheid van een
baby op de drukke vrijdagmiddag de aandacht van de aanwezige medewerkers te
veel zou afleiden, niet afgewenteld te worden op de werknemer, in casu U.,
doch op de leiding van het kantoor in Maastricht; indien die leiding haar
personeel in dit opzicht niet in het gareel kan houden dient dit, naar Ons
oordeel, niet voor rekening te komen van U.

Gelet op al het vorenstaande, de leeftijd van U., de toch zeer lange
duur van de dienstbetrekking alsmede de moeilijke situatie waarin U. komt te
verkeren op de arbeidsmarkt, achten wij een vergoeding aan U. ten laste van
Delta Lloyd bestaande uit een bedrag van 25.000,- bruto, welk bedrag dient
als suppletie op de eventueel door U. te ontvangen sociale uitkeringen c.q.
vervangend loon tot 100 procent van haar laatstverdiende netto-loon, redelijk
en billijk. Voorts achten Wij ten deze redelijk en billijk dat aan U. ten
laste van Delta Lloyd een bedrag van 5.000,- toegekend wordt terzake van
immateriele schadevergoeding, nu U. Ons voldoende aannemelijk heeft gemaakt,
dat haar, gelet op de door Delta Lloyd in deze aangenomen houding, ook
psychische schade is berokkend.

Nu ook U. in voorwaardelijk reconventie ontbinding van de tussen
partijen bestaande arbeidsverhouding heeft verzocht, zullen Wij, alvorens
verder te beslissen, partijen van Ons voornemen de arbeidsovereenkomst te
ontbinden en daaraan ten laste van Delta Lloyd een vergoeding aan U. te
verbinden, in kennis stellen, met bepaling van een termijn, binnen welke zowel
Delta Lloyd als U. de bevoegdheid hebben haar verzoek in te trekken als na te
melden.

Tenzij beide partijen haar verzoek intrekken, zal de tussen partijen
bestaande arbeidsovereenkomst worden ontbonden per 1 februari 1991.

Rechters

Mr. J.C.M. Pooters